zondag 21 oktober 2012

De pont

Ik probeerde mijn vingers om mijn pols te leggen, maar merkte weer dat zij dwars door mijn arm heen gingen. Ik zuchtte. Ik had geen lichaam meer, ik had geen bloed, en ik had geen rust. Ik was een schim. Vanavond zou het gebeuren, ik zou de overtocht maken van de bovenwereld naar de onderwereld. Ik zou het land van de doden eindelijk betreden en ik zou verlost zijn van de levenden. De schimmen bewogen zich richting de rivier toen de schemer inviel. De Styx was pikzwart, het water beukte tegen de oever. De overkant was niet te zien, wat het alleen maar angstaanjagender maakte. De schimmen schuifelden een voor een de boot op. De veerman pakte het muntje van mijn tong, gelukkig kon ik de oversteek betalen. Sommige schimmen moesten eeuwig blijven ronddwalen in de bovenwereld, eenzaam en onrustig. De Styx was mysterieus en deed haar naam eer aan; de rivier wilde enkel de doden vervoeren en wilde met de levenden niets te maken hebben. Ik leunde over de reling en keek naar het woelige water. Ik herinnerde mij het verhaal dat Achilles in zijn jeugd in de rivier was gedoopt om onkwetsbaar te worden. De rivier scheen dergelijke krachten te hebben. Alleen jammer voor Achilles dat zijn hiel niet nat was geworden doordat zijn moeder hem daar vasthield. Het werd uiteindelijk zijn dood. Ach ja, eens gaan we allemaal. Ik tuurde in de verte, langzaam verrezen grote donkere bergwanden in de nacht. De veerman stopte de boot vlak voor een grot en wij liepen gedwee achter elkaar de andere wereld in.

Ik sta in Amsterdam Noord op de pont te wachten en kijk uit over het IJ. Het Centraal Station aan de overkant ligt er statig bij. In de verte schommelt de pont op de golven langzaam richting mij. Ik kan de contouren van de mensen op de pont nog niet ontwaren. Ik kijk op mijn horloge, het is al vrij laat. Als hij met een zachte klap aanmeert, zie ik dat de pont leeg is. De klep gaat naar beneden. Ik twijfel even, moet ik wel opstappen? Ik loop met mijn fiets aan de hand naar de pont. Ik voel een zachte wind langs mijn armen strijken en ergens hoor ik een muntje vallen. De veerman bukt zich om het op te rapen, het was blijkbaar uit zijn zak gevallen.

vrijdag 12 oktober 2012

Jordi

Ken je dat? Die persoon die je elke dag tegenkomt onderweg naar je werk. De persoon die jou zonder het te weten vertelt of je die dag mooi op tijd bent of juist grandioos te laat. Je ijkpunt, je referentiekader. Mijn persoon is een jongen met korte zwarte krulletjes. Zijn gezicht komt mij bekend voor, ik geloof dat ik hem van vroeger ken. Maar de herkenning kan ook komen van het feit dat we al jaren langs elkaar heen fietsen, zonder elkaar te spreken of zelfs maar in de ogen te kijken. Ik heb het een paar keer geprobeerd, maar hij kijkt altijd strak en wat verwilderd voor zich uit. Als ik hem tegenkom voordat ik bij het Centraal Station ben aangekomen, weet ik dat ik een tandje erbij moet doen. Kom ik hem tegen na het CS, dan fiets ik rustig verder en hoef ik mij niet te haasten. Het is vreemd dat iemand zo'n rol speelt in je leven en dat je zijn naam niet eens weet. Hij lijkt wel een beetje op een Jordi, dus bij deze. Ik vroeg mij laatst af of ik ook iemand's Jordi zou zijn, iemand's ijkpunt. Het geeft mij een goed gevoel om te denken dat een onbekend persoon wat aan mij heeft, zo 's ochtends vroeg op de fiets. Gisteren miste ik Jordi. Misschien had hij een vrije dag of moest hij juist wat eerder op zijn werk zijn. Maar het kon ook zijn dat hij ziek in bed lag en in gedachten was ik al een fruitmand aan het samenstellen. Met appels en peren en sinaasappels. Ja, het is ook in mijn belang dat hij weer beter wordt. Maar nog voordat ik hem de mand had kunnen brengen, zat Jordi vanmorgen weer blakend van gezondheid op zijn fiets. Ik kon een glimlachje niet onderdrukken. Maar ik was wel veel te laat.

maandag 1 oktober 2012

Snotneus

Ik had net mijn sleutels en telefoon uit het kluisje gehaald, en stond op het punt om de deur bij mijn fysio uit te lopen. Mijn heup had weer geklikt en mijn lies was weer rood, kortom het was een nuttig halfuurtje geweest. Net toen ik de deurklink vast wilde pakken, voelde ik wat snot aan de binnenkant van mijn neus naar beneden glijden. Ik snoof eens, maar voelde dat het niet veel hielp. Nog even en er zou zich een druppel onder mijn neus vormen. Je kent het wel. Ik zuchtte en draaide me weer om. Ik liep de wc in en pakte een wcpapiertje. Het was zo'n moment dat je even snel je neus wilt snuiten, geen zin om het licht aan te doen of de deur op slot. Meestal is dat geen probleem en kun je vrolijk en opgelucht weer naar buiten lopen. Maar ik had al gezien dat het druk was in de trainingsruimte. Ik bracht het papiertje met beide handen naar mijn neus toen de lichtstreep die door de kier naar binnen was gevallen opeens verdween. Ik hoorde een klik en voelde iets tegen mijn arm aankomen. Heel even was het pikkedonker en stonden twee wildvreemde mensen met ingehouden adem naast elkaar in de kleine wc. Beiden met opengesperde ogen. Ik durfde mij niet te bewegen, bang om de ander te laten schrikken. Het was zo stil dat ik zelfs even vreesde dat de persoon gewoon zou doen waarvoor diegene hier kwam. Maar dat leek me onhandig in het donker en blijkbaar bleef het licht uit. Toen hoorde ik een nieuwe snelle klik, viel de streep licht weer naar binnen en zag ik een paardenstaart en dikke kont met kleine verschrikte pasjes de ruimte weer verlaten. Het plassen kon blijkbaar even wachten. Of ze had het van schrik al in haar broek gedaan. Ik snoot snel mijn neus en liep naar buiten. Hopelijk had ik het vreemdste moment van de dag alweer achter de rug.

maandag 24 september 2012

Doorweekt

De regen striemde in mijn gezicht, waardoor ik pas op het laatste moment zag dat het stoplicht op rood sprong. Ik remde hard en kon mij staande houden tegen het paaltje waar ik kon drukken voor groen licht. Gelukkig, want hierdoor hoefde ik mijn voet niet in de diepe plas te zetten. Ik voelde weliswaar het water op sommige plekken al door mijn schoenen sijpelen, maar ik wilde toch zoveel mogelijk voorkomen dat mijn sokken drijfnat werden. Mijn regenpak hield dapper stand. Ik leunde tegen het paaltje en zag opeens aan mijn rechterkant een bewegende gele vlek. Ik probeerde scherp te stellen, veegde wat druppels uit mijn ogen. De wazige gele vlek bleek een regenpak. Een klein blond kind, ik kon niet zien of het een jongetje of meisje was, sprong vrolijk rond in de plassen op de stoep. Het regenpak was duidelijk te groot, maar dat waren de plassen ook en dat maakte de pret alleen maar groter. Bij iedere stap waarbij het kind met de groene kaplaarsjes in het water stampte, spatte het water hoog op en lachte het kind hikkerig. Het beeld deed mij sterk aan Jip en Janneke denken. Een arm probeerde het kind mee te krijgen maar dat lukte slecht. Telkens weer sprong het kind van plas naar plas. Opeens stond Janneke naast me, van deze afstand zag ik haar roze oorbelletjes. Ze keek me ondeugend aan en zwaaide. Ik zwaaide terug, waarop ze lachte en wegrende, richting papa en Takkie. Het licht sprong op groen en ik begon te trappen. Door de plassen, steeds sneller. Mijn sokken waren drijfnat, mijn haar plakte in mijn ogen en mijn regenpak bleek toch minder waterdicht dan gedacht. Ik was doorweekt. Maar soms, heel soms, is dat het lekkerste wat er is.

maandag 16 juli 2012

Toeval

Ook ik kijk wel eens boos naar boven, richting de weergoden. Maar als ik dan denk aan wat historicus David Christian zei, kan ik eigenlijk alleen maar blij zijn met de weersomstandigheden op onze Aarde: "So we must imagine the early earth as a mixture of rocky materials, metals, and trapped gases, subjected to constant bombardment by smaller planetesimals and without much of an atmosphere. The early earth would indeed have seemed a hellish place to humans." Dat was 4,6 miljard jaar geleden. Miljoenen jaren lang was de Aarde een planeet waar geen leven mogelijk was, waar de natuur oppermachtig was en waar wij ons nu maar moeilijk een voorstelling van kunnen maken. Uiteindelijk, zoals veel wetenschappers aannemen, is leven ontstaan via bacterien die zich in de hete kern van de aardbol bevonden. En kijk waar we nu zijn, 4 miljard later: wij lopen buiten zonder weg te waaien, wij rijden in onze auto's zonder een regen van kometen op ons dak te krijgen en tijdens het fietsen stikken wij niet in gassen die ons lichaam niet kan verdragen. Echter, zuurstof is ook niet heilig; als er veel meer zuurstof in de lucht zou zitten dan nu het geval is, zouden wij vlam vatten als wij iets te hard in onze handen zouden wrijven. De fragiele combinatie van factoren waardoor wij hier op aarde kunnen leven berust op toeval en is misschien uniek in het heelal. Dus ja, het is vervelend dat onze kleren soms nat worden buiten en een verbrande huid kan pijnlijk zijn. Maar wij leven tenminste, dat is toch wel heel fijn.

maandag 9 juli 2012

glinstering

ik, alleen in bed
jij, doet je das goed
ziet mij liggen
naast je spiegelbeeld
de glinstering in je ogen
vlinders in mijn buik
een vlinder op je das

rollend in het gras
jij, bovenop mij
streelt de lok uit mijn oog
kust het grassprietje weg
de glinstering in je ogen
weerkaatst de zon
weerspiegelt de mijne

rollend over het tapijt
jij schreeuwt, ik gooi
de vaas en woorden
die tranen veroorzaken
de glinstering in je ogen
de verliefdheid is gebroken
net als de vaas, en al onze dromen

ik, samen in bed
jij misschien ook, wie weet
wat er komen gaat, is geheim
zinnig of niet, het leven bepaalt
de glinstering in je ogen
zie ik nu af en toe terug
in de zijne

zaterdag 23 juni 2012

Grijze jas

Vandaag op de fiets rook ik iets heel lekkers. Ik keek om me heen, maar zag niet waar het vandaan kwam. Er was geen bloemenstalletje, geen zeepwinkel en geen jonge meid met pas gewassen haren. Tien meter verder viel mijn oog op de grijze jas voor mij op de fiets. Ik zwierde heen en weer om in de baan van zijn fiets te komen. Ging hij iets naar rechts, ging ik iets naar rechts, zwenkte hij naar links, zwenkte ik naar links. En jahoor, het was de grijze jas die zo lekker rook. Een heerlijke mannen eau de cologne die je in zijn greep houdt en waarvan je zou hopen dat hij je rechtstreeks naar huis zou brengen. Vorig jaar kon ik het op een dag niet laten. Ik ging naast haar fietsen en vroeg haar welk luchtje zij op had. Ze keek me heel raar aan, alsof het een gekke vraag was. Welke vraag verwacht je dan in de binnenstad van Amsterdam? Ze bleek geen parfum op te hebben. De eau de cologne bedwelmde mijn gedachten en gedachteloos reed ik verder. Op een gegeven moment schrok ik 'wakker' en keek om me heen. Ik zag dat ik in de Jordaan was beland, daar moest ik helemaal niet zijn. Rechts van mij zette een grijze jas zijn fiets op slot. Ik maakte rechtsomkeert en fietste terug. Bij het stoplicht kwam een vrouw naar mij toe, ik verwachtte de vraag al. Blue Angel van Thierry Mugler, zei ik. En fietste snel naar huis. Een zwarte krullenbol fietste achter mij aan, maar dat had ik niet door. Hij ook niet trouwens.

donderdag 21 juni 2012

Puberliefde

Ik was er vorig jaar bij. Ik was er bij toen een zestienjarige jongen uit Angola zijn verhaal vertelde aan de IND. Aan een grijze tafel in een grijs gebouw. Hij was verliefd geworden op een meisje, het mooiste meisje van de wereld. Met ogen zo groot en zo bruin, haar huid zo glad en donker afstekend tegen haar felgele sarong. Puberliefde. Maar wel echt. Dicht tegen elkaar aanliggen onder de melkboom die de grond bezaaide met kleine oranje vruchtjes. Zij luisterde met haar ogen dicht naar zijn verhalen, moest af en toe lachen. Maar haar stam was niet de zijne, dus zijn toekomst niet de hare. En de schaduw van de boom was niet donker genoeg. Haar ouders kwamen achter de relatie en huwelijkten haar uit aan een oude, rijke man. Een man met een dikke buik en een priksnor. Een man met ruwe vingers en gele tanden. Zij vroeg echt niet veel, ze wilde alleen maar die zestienjarige jongen met zijn lieve handen en zachte lippen. Haar oudere zus vond haar in de namiddag. Haar mooie voeten, met het twijgje om haar enkel, vijftig centimeter boven de grond. De jongen kreeg de schuld en moest vluchten, vluchten voor zijn leven. Duizenden kilometers later kwam hij in een land aan, een land met grijze gebouwen en grijze tafels. Verstoten, met het beeld van zijn meisje voor eeuwig op zijn netvlies gebrand. Een jongen van zestien. Hij kijkt naar me en glimlacht zelfs even. Ik loop naar hem toe en druk zijn hoofd tegen mijn borst. Zijn haar ruikt lekker, naar oranje vruchtjes.

dinsdag 19 juni 2012

Bierkratjes

Er staan al een jaar lang twee bierkratjes op mijn balkon. Sinds een tijdje zijn de bierflesjes leeg. Als er bezoek komt, check ik vaak toch maar weer even of er echt niet nog een dopje te bekennen is, maar nee, echt niet. De kratjes staan er onschuldig bij, maar wie weet wat voor taferelen ze allemaal hebben gadegeslagen vanaf het moment dat ze de fabriek verlieten, tot het moment dat ik ze met een zachte klap op mijn houten balkonvlonders zette. Misschien was hun eerste reis naar een klein appartementje in Rotterdam, schommelend tussen een verliefd stelletje in dat niet kon wachten tot ze weer thuis waren. Daarna een tripje naar die oude dronkaard in Venray die het grootste gedeelte van de dag lag te slapen op zijn smoezelige dekbed, en het kratje terugbracht met minder dan de helft van de flesjes erin, en een verdwaalde flesopener. Toen door naar het gezin in Ermelo waar de vader alle bierkratjes opgestapeld bewaarde in de donkere garage, naast de oldtimer, zijn dierbaarste bezit. Een lichtgroene chevy pickup uit 1956. Een paar maanden later stonden de kratjes op een filmset in Maastricht, waar vooral mooie vingers met rode nagellak flesjes uit de kratjes visten. Om vervolgens als krukje te dienen op een groot studentenhuisfeest in Groningen. Een kleine picknick van drie vijftienjarigen met hun eerste sigaretjes in het Vondelpark was de laatste bestemming voordat ze bij mij terecht kwamen. Het zou zomaar kunnen. Ik moet de kratjes toch echt snel terugbrengen. Zoveel gebeurt er niet op mijn balkon.

zaterdag 16 juni 2012

Monniken

Ik zag vandaag negen monniken. Ze waren niet aan het mediteren, ik fietste langs hen op de gracht. Kale hoofden, rode gewaden. Het was de Herengracht, dus ze waren denk ik niet verdwaald. Hoewel ze wel verwilderd om zich heen keken. Eentje had een plattegrond in zijn hand. Een monnik met een plattegrond van Amsterdam. De weg naar Nirvana - de uitdoving van verlangen, haat en verwarring - is misschien wel makkelijker te vinden dan de weg naar het Leidseplein. Het kan ook zijn dat ze een tuin zochten, het zijn tenslotte de Open Tuinen Dagen. Inspiratie opdoen voor de kloostertuin, die is vast ook af en toe aan vernieuwing toe. Een blik op Amsterdamse keitjes en houten schotten in de grachtentuinen zou best eens lumineuze ideeen op kunnen leveren. Tijdens de cursus die ik vandaag kreeg bij Amnesty hadden we het over mensenrechtenschendingen in Nepal en ik moest even aan de monniken denken. Zouden hun rechten worden geschonden? Zochten ze hier geen inspiratie, maar tijdelijke vrijheid? Ik hoop dat ze gevonden hebben wat ze zochten. Ik zag ze niet in de tuin van Amnesty. Het beeld van een monnik die een paraplu in de lucht steekt met daarachter acht andere schuifelende monniken doemt voor mij op. Als hij een t-shirt van Nirvana aan zou hebben, zou het plaatje helemaal compleet zijn.